Herbouw Romeinse ovens bij Berg en Dal     TERUG

Berg en Dal – Op de Holdeurn, in de bossen bij Berg en Dal, vlakbij Nijmegen, lag tweeduizend jaar geleden misschien wel het eerste fabriekscomplex van Nederland met steenovens, dakpannenovens en pottenbakkersovens.

De Romeinse steenovens, die daar in de jaren veertig van de vorige eeuw door archeologen W. Braat en J. Holwerda werden blootgelegd, worden wellicht deels weer zichtbaar.

Exploitant Pjotr van der  Horst van hotel HolthurnseHof dat aan het archeologisch monument op de Holdeurn grenst, wil een van de Romeinse ovens gedeeltelijk reconstrueren.

Via glasplaten moeten bezoekers daarnaast een blik onder de grond kunnen werpen. Daar worden de woonverblijven van de steenbakkers zichtbaar gemaakt.

De steenbakkers waren Romeinse soldaten, afkomstig van de legerplaats in het nabije Nijmegen. Zij produceerden niet allen bouwmaterialen, zoals dakpannen, maar ook serviesgoed. De producten werden tot veer buiten Nijmegen geëxporteerd.

De archeologen vonden destijds zeven ovens op Ons erf/Holdeurn.

Vlakbij, even ten Noorden er van, ligt een omvangrijke leem/kleiput. Daar kwam de grondstof vandaan. Er liggen waarschijnlijk nog meer restanten onder de grond. In dat geval is sprake van een van de grootste Romeinse fabriekagecomplexen in heel Noordwest-Europa. De eerste oven werd gebouwd in de tweede helft van de eerste eeuw na Christus.

Het complex bleef twee eeuwen in gebruik.

C.Braat poseert met meisje – wellicht zijn dochtertje – in de Opgravingskuil in 1941.

Bron: foto: Fotoafdeling Rijksmuseum van Oudheden Leiden

Bron: de Gelderlander

Het is 1941. Archeologe W.C. Braat heeft de Romeinse steenovens inde Holdurn bij Berg en Dal blootgelegd, samen met zijn collega Jan Hendrik Holwerda, toentertijd directeur van Rijksmuseum G.M. Kam in Nijmegen.

Zeven ovens vonden de twee archeologen. Romeinse ovens waar tweeduizend jaar geleden dakpannen, bakstenen en aardewerk werden geproduceerd. “ Waarschijnlijk lagen er op het terrein veel dakpannen en scherven en zij ze daarom daar gaan graven”, zegt Archeoloog Harry van Enckevort van het Nijmeegse Bureau Archeologie en Monumenten, Hij vermoedt dat de zeven ovens slechts een deel van het complex vormen. “Er zitten waarschijnlijk nog veel meer ovens in de grond.”

Rond conferentieoord en hotel De Holthurnse Hof ligt een enorm terrein dat archeologisch monument is verklaard. Dat betekend dat er geen schop in de grond mag.

Er is nu niets te zien van het rijke verleden van deze plek maar daar wil directeur Pjort van der Horst van De Holthurnse Hof verandering in brengen. Hij wil een oven bovengronds reconstrueren. Via glasplaten wil hij een inkijkje bieden in de verblijfsgebouwen voor de soldaten die ten zuiden van de ovens lagen. Verder wil van der Horst eerdere opgediepte vondsten, die nu nog in depot liggen. In zijn hotel tentoonstellen.

Eigenlijk is het gebied dat beschermd zou moeten worden nog groter, meent Van Enckevort. “In de buurt liggen diverse diepe gaten. Dat kunnen plekken zijn geweest waar indertijd klei werd gewonnen. Eigenlijk zouden die ook monumenten moeten worden.”

De holdeurn is een toplocatie, uniek Qua omvang.” In Noordwest Europa kun je maar weinig vergelijkbare complexen uit de mouw schudden’’, weet de archeoloog.

De steen- en potterbakkerij was een militer bedrijf. Romeinse soldaten bemanden de ovens. Het complex is tegen het eind van de eerste eeuw gesticht door de Romeinse Militairen die in Nijmegen waren neergestreken. Vanaf 70 na Christus is het Tiende Legioen in Nijmegen gelegerd en beleeft het ovencomplex zijn hoogtij dagen. Het blijft twee eeuwen in bedrijf.

Het militaire bedrijventerrein levert dakpannen, tegels, buizen, potten, bekers en borden af. En zeker niet allen voor intern gebruik in het legerkamp. “Ze produceerden ook voor de export. In Nijmegen vind je de producten overal, maar ook verderop langs de Romeinse rijksgrens langs de Rijn, de Limes.”

De soldaten produceerden ook vor de particuliere markt. Bouwmateriaal uit de ovens kwam terecht in onder meer de villa bij Plasmolen en de tempel in Elst-Westeraam.” Maar je kunt je afvragen in hoeverre dat particulier is”, zegt Van Enckevort.” We denken dat het leger zo’n villa (een landbouwbedrijf, PD) misschien wel zelf bouwde om voor eten te zorgen. Het leger lijkt te zijn opgetreden als projectontwikkelaar.”

Dat pst in het beeld van een Romeinse leger dat in vredestijd op tal van fronten actief was. Niet alleen in de baksteenindustrie, maar ook bij het bouwen van de waterleiding die liep van het kerstendal in Berg en Dal naar de legerplaats in Nijmegen-Oost. Soldaten vervoerden alle producten. En ze waren actief als boeren en ambachtslui.

Van Enckevort: “ romeinse soldaten hadden twee beroepen. Want ze hadden meestentijds wat vechten betreft niets te doen. Nadat de legerplaats gebouwd was, konden ze in de zon gaan liggen of protesteren tegen de leefomstandigheden. Ze moesten, naast het trainen en oefenen, aan het werk gehouden worden. Ze hielden zich bezig met voedsel produceren, hout kappen en dakpannen maken.”

De Holdeurn Lijkt een rare plek voor de fabriek, maar dat is schijn. “Je hebt er klei zand bij de hand, brandhout en water (er ligt een drooggevallen beekdal, PD). En het was maar een paar kilometer naar de rivier waar de spullen op schepen werden geladen.” De nu zo bosrijke omgeving moet door de houtkap totaal kaalgeslagen zijn geraakt. Ook toen al leidde industrialisering tot aantasting van het landschap.

Van Enckevort ziet goede mogelijkheden voor een reconstrutie. “Je kunt hier een prachtig verhaal bij vertellen.”

-Dakpannen ( zie kleinere foto’s) vormden een belangrijk product van de Holdeurn. Aan de stempels is te zien welk legioen ze produceerde. LXG staat voor Legio X Gemina, het tiende legioen. Een hond heeft de nog zachte klei zijn pootafdrukken aan ons overgeleverd. De foto’s zijn gemaakt door Rob Mols van het bureau Archeolgie en Monumenten, gemeente Nijmegen.

Bron: de Gelderlander.                                                             TERUG